Recente ontbossing voor andere natuur
In Europa is afgesproken om de meest kenmerkende natuur van de verschillende landen te beschermen in
de zogenaamde Natura2000 gebieden. Daartoe hebben organisaties als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de provinciale Landschappen, maar ook particuliere terreineigenaren, soms bos weggehaald om er open natuurterrein, zoals heide of stuifzand van te maken.
Veelal gaat het daarbij om uitbreiding van het leefgebied van bedreigde en zeldzame (kenmerkende) soorten planten en dieren, door bestaande open terreinen te vergroten of door het creëren van ecologische verbindingen tussen open terreindelen.
Met deze zogenaamde omvorming wordt beoogd ‘natuurwinst’ te behalen, waarbij de gedachte is: door plaatselijk bos weg te halen en zo open terrein te creëren, krijgt het gebied een grotere variatie aan biotopen en daarmee een hogere biodiversiteit. Biodiversiteit wordt meestal beoordeeld naar het aantal verschillende soorten planten en dieren. Ook de zeldzaamheid van een bepaalde soort of habitattype kan een rol spelen bij de beoordeling. Zo brengt bijvoorbeeld stuifzand de natuurlijke ontwikkeling terug naar het pionierstadium met zijn specifieke soorten.
Omvorming kan voor de biodiversiteit van waarde zijn, voor het klimaat werkt het enigszins ongunstig uit
Ook landschappelijke motieven kunnen reden zijn voor meer openheid in een bosgebied.
Bij de afweging om bos om te vormen wordt vanzelfsprekend de ecologische kwaliteit van het weg te nemen bos beoordeeld: oud, ecologisch waardevol bos zal niet snel ingeruild worden voor natuur van korte vegetatie.
Omvorming kan voor de biodiversiteit en het landschap van waarde zijn, voor het klimaat werkt het enigszins ongunstig uit. Immers: met het bos verdwijnt zowel de vastgelegde koolstof Tenzij een flink deel van het hout een langdurige (tenminste vele decennia) bestemming krijgt (zie hierna bij vraag 4). als de koolstofopslagcapaciteit van het bos. Bovendien wordt in de meeste gevallen na het kappen en afvoeren van de complete bomen (dus met alle takken) de humeuze bovenlaag verwijderd De bovenste laag wordt afgeplagd om de voedselrijkdom terug te dringen. De overmaat aan voedsel is gunstig voor allerlei triviale planten, zoals enkele grassoorten, maar belemmert de bijzondere vegetaties. waarmee ook de daarin vastgelegde koolstof verdwijnt.
De te verwachte biodiversiteitswinst moet dus worden afgewogen tegen het ‘klimaatverlies’.
Dit is een complexe afweging: het verhogen van biodiversiteit en de vastlegging van koolstof zijn onvergelijkbare belangen. BOS en KLIMAAT beperkt zich tot de CO2-aspecten; de stikstofproblematiek – hoe belangrijk ook – blijft in dit geschrift buiten beschouwing. Ze zijn echter niet onverenigbaar: bos is een belangrijke drager van biodiversiteit, maar omvat andere plant- en diersoorten dan het open natuurterrein.
Bij sommige natuurorganisaties zijn de afgelopen tijd – mede onder de publieke druk – de opvattingen over eventuele ontbossing enigszins verschoven. Als gevolg van de klimaatdiscussies laat men het argument rond de koolstofvastlegging sterker gelden. Velen achten het langzaamaan slecht te verdedigen om nog bos weg te nemen, zeker zonder het te compenseren door elders vervangend bos aan te leggen. Sommige Vlaamse natuurverenigingen hebben daarom intern al jaren een ‘bosbalans’ die bewaakt dat de oppervlakte bos binnen vereniging niet afneemt. Zo hoeven bos/klimaatdoelen en biodiversiteitsdoelen elkaar niet tegen te werken.
Biodiversiteit van bos
Soms wordt bos afgeschilderd als minder waardevolle natuur, en dat is niet onlogisch. Vaak denkt men dan aan eensoortige bossen (monoculturen) van allemaal even oude bomen, al dan niet bestaande uit uitheemse
boomsoorten. Uitheemse soort, ook wel exoot genoemd, is een soort die van nature niet op die plek voorkomt, dus door mensen is ingevoerd. Bovendien hebben deze bossen veelal een eenvormige structuur, dus kale stammen met alleen groen boven in de boomkronen.
Eenvormige naaldbossen vormen een schril contrast met naastgelegen duinvegetaties
Dergelijke bossen herbergen inderdaad doorgaans niet veel verschillende planten- en diersoorten.
Sprekend voorbeeld zijn de eenvormige naaldbossen in sommige duingebieden. Zij vormen uit oogpunt van biodiversiteit een schril contrast met de naastgelegen duinvegetaties, die een veel grotere soortenrijkdom herbergen.
Inmiddels zijn veel van onze bossen dat eenvormige beeld voorbij: de variatie in boomsoort (mengingen) en bosstructuur (afwisseling van hoog en laag, dicht en open) is de afgelopen halve eeuw sterk verbeterd.
Bos heeft zijn eigen biodiversiteit en die neemt gewoonlijk toe met de leeftijd. Het gaat om specifiek bosgebonden planten en dieren. Het aantal soorten is bij korte vegetaties nogal eens groter, maar het aantal zegt niet alles: de mate van zeldzaamheid of de kwetsbaarheid van één of enkele soorten speelt ook een rol.
Bos behoudt daarnaast zijn ecologische waarde als het niet (of lange tijd niet) beheerd wordt. Open terrein daarentegen vraagt blijvend inspanningen om het open te houden – dat maakt het organisatorisch kwetsbaar.
Doorgaans ontwikkelt de soortenrijkdom in bossen zich langzaam en is mede daardoor meestal wel behoorlijk stabiel. Het Wereld Natuur Fonds heeft in haar tweejarige rapportage vastgesteld dat de soortenrijkdom in de Nederlandse bossen niet achteruit gegaan is. (Living Planet Report Nederland 2020). Dit laat onverlet dat de milieuomstandigheden in de bossen verre van ideaal zijn.
In de afweging bos al dan niet in te ruilen voor een terrein met korte vegetaties speelt ook een ruimtelijk aspect. Door het creëren van een ecologische verbinding tussen twee open terreinen kan het gebeuren dat bosdelen geïsoleerd komen te liggen: boseilanden dus.
Een dergelijke isolatie kan slecht uitpakken voor de bosflora en -fauna.
Appels en peren
De afweging bij de omvorming van bos naar open terrein heeft een appels-en-peren-karakter. Beide vormen van natuur hebben hun eigen waarden en de afwisseling van bos en open natuurterrein maakt een natuurgebied ecologisch rijk en aangenaam voor bezoekers.
Soms is er weinig te verliezen en veel te winnen, soms is het andersom.
Enkele veel gebruikte argumenten:
Argumenten voor bosbehoud
- bos herbergt zijn eigen biodiversiteit
- die is misschien nu nog niet hoog, maar geef het bos tijd om zich te ontwikkelen
- bos is mooi, het past hier
- het beheer van bos is goedkoop en mede daardoor weinig gevoelig voor beleidswijzigingen
- pioniersvegetaties zijn niet duurzaam; het blijft inspanningen vragen om het gebied open te houden
- in bos ligt koolstof vast en dat wordt ieder jaar meer
- met het afplaggen verdwijnt ook de koolstof uit de bodem
- met de huidige stikstofemissies worden de gestelde hoge biodiversiteitsdoelen toch niet bereikt
- anders dan korte vegetaties heeft bos een stabiele dierenbevolking en biedt het de dieren dekking
- persoonlijk hecht ik meer aan bos dan aan open natuurterrein, het is er aangenaam koel
- . . .
Argumenten voor omvorming
- het open terrein heeft een grotere soortenrijkdom dan het bos, deels van bedreigde en kwetsbare soorten
- grote oppervlakte maakt het natuurtype en de daarvan levende populaties minder kwetsbaar
- verbindingen van open terreinen zijn nodig om lokaal uitsterven van populaties te voorkomen
- het type bos dat verdwijnt is weinig zeldzaam, de soorten die er leven zijn niet bedreigd; waardevol bos wordt niet omgevormd
- open terreinen worden landschappelijk gewaardeerd
- de stikstofemissies maken het extra nodig in te zetten op de bescherming van kwetsbare vegetaties en diersoorten
- persoonlijk geef ik meer om open natuurterrein dan om bos
- . . .
De nieuwe tijd: méér bos
Door het klimaatdebat is er deels een nieuwe realiteit ontstaan: een besluit tot ontbossen zal nu minder makkelijk genomen worden, zowel door mogelijke aanpassing van de regelgeving De Nederlandse overheid overweegt om de te ontbossen oppervlakte wel weer elders te compenseren, zowel buiten als binnen de Natura 2000 gebieden. als door de toegenomen publieke weerstand tegen verlies van bos als koolstofvastlegger.
Sterker, het is niet ondenkbaar dat er de komende tijd bos zal gaan komen op plaatsen die momenteel open natuurterrein zijn. Door provincies en natuurorganisaties wordt bezien waar daar mogelijkheden voor zijn. Daarbij moet gedacht worden aan botanisch of landschappelijk minder waardevolle graslanden en heidevelden waarvan de afgelopen periode is gebleken dat ze niet of slechts met heel grote inspanning op de gewenste ecologische kwaliteit te houden zijn. Dat komt bijvoorbeeld door hun ligging in de buurt van hardnekkige stikstofbronnen.
Dat nieuwe bos kan daar dan komen door aanplant of door spontane bosvorming. In sommige gevallen is het nalaten van het beheer van maaien of begrazen al voldoende om vanzelf bos te laten ontstaan.
Veel beheerders gaan open natuurterreinen die in het verleden gemaakt zijn opnieuw beoordelen op hun natuurwaarde – lees de bereikte en/of te bereiken biodiversiteit. Ook de beheerkosten worden daarbij betrokken. Vaak zijn er namelijk flinke inspanningen nodig om een terrein open te houden.
IN HET KORT
- Een deel van de recente ontbossingen in Nederland en Vlaanderen waren ten behoeve van open natuur.
- Bos heeft een eigen, ander soort flora en fauna dan open natuurterrein.
- open terreinen kunnen uit zeer soortenrijke en kwetsbare vegetaties bestaan.
- De afweging tussen klimaatdoelen en biodiversiteits-doelen is moeilijk te maken
- In sommige gevallen worden natuurdoelen nu vanuit klimaatoptiek heroverwogen
- Het maatschappelijk geluid vóór bosbehoud klinkt steeds luider.